Volgens de geldende wettelijke normen mag champagne slechts gemaakt worden van drie druivensoorten. Opvallend hieraan is dat de 'witte' champagne gemaakt wordt van onder andere twee blauwe druiven.
De drie druivensoorten die worden gebruikt voor het maken van champagne zijn:
De eerste blauwe druif en veelvuldig aanwezig in de champagnestreek. Deze druif is winterhard en dus bestand tegen een voorjaarsvorst. Deze druif is gevoelig voor schimmelziekten en wordt hierdoor steeds vaker vervangen door de pinot noir. De pinot meunier rijpt eerder dan de andere twee druivensoorten. Deze druivensoort groeit met name in de Vallée de la Marne.
Kenmerk: fruitiger, zachter en geuriger dan de pinot noir en de chardonnay
De tweede blauwe druif die nogal eens te lijden heeft van de voorjaarsvorst. De pinot noir is te vinden op ruim eenderde van de wijngaarden in de Champagne. Door de volle en compacte druiventrossen is hij gevoeliger voor rotting. Deze druivensoort groeit met name in de Montagne de Reims.
Kenmerk: de pinot noir geeft body, structuur, diepte en finesse.
De enige witte druif met een hoge zuurgraad. Champagnes gemaakt van alleen de chardonnay druif noemen we ook wel blanc de blancs. Deze druif is door zijn vroege uitlopen kwetsbaar voor de voorjaarsvorst. Deze druivensoort groeit met name in de Côte des Blancs.
Kenmerk: de chardonnay geeft de champagne zijn frisse, elegante smaak, rijk van boeket, ook wel een honingachtige smaak.
>