Geschiedenis

Al in de 6e eeuw produceerde men in de Champagne al een uitstekende wijn. In de middeleeuwen omschreef men deze wijn als "Frankenwijn". In de documenten uit die tijd werd de wijn omschreven als wit van kleur, een beetje zoet, mousserend, zurig en met een laag alcoholpercentage.

In de 17e eeuw probeerde men het proces zo te verfijnen, vermengen en te bottelen waardoor de bubbelwijn ging gisten door de toevoeging van suikers. De ontdekking van de mousserende wijn wordt algemeen toegeschreven aan de benedictijner monnik Dom Perignon, keldermeester van de Abdij Hautvillers bij Epernay. Dom Perignon was vooral een expert in het versnijden, de assemblage. In zijn leven werkte hij aan de verbetering van de wijnen en het productieproces.

In  1729 wordt in Reims het champagnehuis Ruinart gevestigd en is hiermee het oudste champagnehuis. Andere bekende champagnehuizen uit deze tijd zijn Gosset, Moet & Chandon, Pommery, Clicquot, Roederer en Krug. Enkele van deze huizen danken hun succes aan de bedrevenheid van vrouwen, ze werden met succes geleid door energieke weduwen. De bekendste is wellicht Veuve Clicquot, ook bekend als 'La Grande Dame'.

In de tweede helft van de 19e eeuw werd champagne vooral geconsumeerd door "de rijken", de cabarets en de huizen van plezier.

Tegenwoordig wordt champagne in alle lagen van de bevolking gebruikt en is voor bijna iedereen bereikbaar. De kwaliteit van de champagne is de laatste jaren van hoog niveau, wat deels te maken heeft met het relatief warme weer van de laatste jaren. Vanaf 1985 is er nauwelijks nog een slechte oogst geweest.

Champagne is ook een curiositeit, het is de wijn waarmee schepen gedoopt worden, wielrenners en autocoureurs hun overwinning vieren en menig examenjaar wordt afgesloten.

Streek »